Germ de Jong

Het Parool, 4 december 1964 pag.3  KRONKEL  (Simon Carmiggelt (1913-1987)  (krantenartikel op lijst geplakt achterop schilderij Kloksinia’s)

GERM    (Germ de Jong (1886-1967)

Wie ook maar iets van schilderen weet, kent de doeken van Germ de Jong. En wie niets van schilderen weet en in Amsterdam woont, heeft hem vast wel eens op straat zien lopen – een grote, indrukwekkende man, van hoofd tot voeten een schilder, recht als een kaars voorstappend met zijn wandelstok in de hand. Er waren dan drie mogelijkheden. Of hij ging naar zijn huis in de Staalstraat. Of naar zijn atelier aan de Amstel. Of naar Hoppe, zijn stamcafé. Daar heb ik hem vaak ontmoet en veel met hem gepraat. Dat vond ik prettig, want hij heeft een hoop beleefd en verteld nooit praatjes voor de vaak.
Op een dag vertelde hij me, dat jij zijn atelier kwijt was. De mensen die het, jaren geleden, aan hem onderverhuurden, hadden het nooit aan de huisbaas verteld en dat was nu aan het licht gekomen. Ik heb er toen nog een stukje over geschreven in deze hoek, waar hij een reeks touchante, maar onbruikbare aanbiedingen op kreeg.
Een meelevende kastelein wilde hem in zijn kroeg laten schilderen. Een oude gezinsverzorgster, die toch de hele dag op pad was schreef dat hij wel bij haar in de slaapkamer mocht komen zitten. En nog een paar van dit soort lieve doch nutteloze offertes.
Wie een schilder zijn atelier ontneemt, hakt hem zijn rechterarm af. ’t Zag er dus zorgelijk uit voor Germ de Jong, dat vertelde hij me somber bij een glas rode wijn.

“Ik kan niks doen”, zei hij dan. Wie iets van schilderen weet en zijn doeken kent, betreurt dat. Daarom heb ik voor dezulken goed nieuws vandaag: Germ de Jong’s rechterarm zit weer stevig aan zijn machtige romp want hij heeft, vooral door de rusteloze bemoeienissen van zijn vrouw, een heerlijk oud huis met een daaraan vastgebouwd riant atelier verworven aan de rand van Haarlem. Ik heb hem er laatst opgezocht en vond een vrolijke, herboren man, die alleen een beetje opziet tegen de drukte, die hij rondom zijn tachtigste verjaardag voelt aankomen.
“Niet weer zo’n overzichtstentoonstelling”, zei hij. “Dat hoeft toch niet”, antwoordde ik.

Want we zaten in zijn atelier en dat stond vol nieuw werk. Ik zei toch al “een herboren man”. Ook een herboren schilder. Hij liet me een reeks doeken zien, die nog niet goed droog waren, bloemstukken, met grote zekerheid neergezet, hoogst geraffineerd van kleur. Ik zou ze eigenlijk allemaal willen hebben om er naar te kijken en vrolijk van te worden.
Toen ik alles gezien had, daalden we af naar zijn huiskamer. Zijn ……………….(onleesbare zin) we praatten lang, bij een fles rode wijn. ’t Is boeiend praten met iemand die nooit een onoprecht woord zegt en die, in zijn Parijse tijd, nog in de kroegen heeft gezeten met Dufy en Modigliani en Picasso en met Pascin, die virtuoos, die ’s nachts de verrukkelijkste tekeningen maakte op het marmeren blad van het café tafeltje, die de kelner dan later, met zijn dweiltje wegveegde.

“Ik verkoop goed” zei Germ de Jong. “En ik ruil ook wel. Voor kleren bijvoorbeeld.”
Wat verklaarde, dat hij er uitzag als een Britse landedelman.

Toen de taxi me eindelijk kwam ophalen, bracht hij me netjes naar de deur, met de stijl van een generatie die van “je komt er wel uit” nooit heeft gehoord.
En hij wuifde me, toen de taxi wegreed, nog even na, groot en sterk op de drempel van zijn heerlijke huis met dat mooie atelier, dat hem weer zo fiks aan het werk heeft gezet.

Want talent slaat geen acht op de jaren. KRONKEL 4/12/1964

minuut-germ-de-jong

Minuut van Ineke nr.31 – Germ de Jong

Achterop dit schilderij een krantenartikel van KRONKEL: “t Is boeiend praten met iemand die nooit een onoprecht woord zegt en die, in zijn Parijse tijd, nog in de kroegen heeft gezeten met Dufy en Modigliani en Picasso en met Pascin, die virtuoos, die ’s nachts de verrukkelijkste tekeningen maakte op het marmeren blad van het
lees meer...